Voor mijn opleiding tot docent in het basisonderwijs moest ik voor het vak Inleiding Kunst een artistiek product maken. Dat heeft geleid tot het beschrijven van een herinnering aangevuld met tekeningen. Het gaat over een indrukwekkende periode uit mijn leven, dit weekeinde precies vierendertig jaar geleden.
Passacaglia in de zomer
Vanavond ben ik alleen gegaan. Iedereen wilde me wel ophalen of op de hoek op me wachten, met me fietsen ook al moest het zwijgend. Als Jitty niet de ziekte van pfeiffer had gehad, was ik denk wel met haar gegaan, maar nu wilde ik alleen.
De laatste repetitieavond voor de zomervakantie, die eigenlijk allang begonnen is. Ik houd van zingen, zing in de kerk de psalmen en gezangen uit volle borst mee, maar die zijn bekend. Ik ben er door koor achtergekomen dat ik geen goede zanger ben. Bij elk nieuw lied zoek ik onzeker de juiste toon, altijd zit de hoofdmelodie mij in de weg. Ik ben gek van twee- en meerstemmigheid, maar kan het zelf niet. Ik kan ook geen noten lezen. Keer op keer hapert mijn stem. Uiteindelijk ben ik bij de bassen gezet, naast Martin die stem- en toonvast is, ik hoef alleen maar goed naar hem te luisteren en te volgen. En als het soms niet lukt: enthousiast doen alsof, da’s ook belangrijk voor een jeugdkoor.
Het zou m’n laatste kooravond zijn, maar nu weet ik dat niet meer. Twee weken geleden was het nog duidelijk, toen was ik op vrijdag en zaterdag in Tilburg, op de introductiebarbecue van de studentenvereniging en op kamerjacht. Het was onbekend geweest en vreemd, ondanks de aanwezigheid van Jan die ik sinds de eerste van de lagere school ken en die al een jaar in Tilburg studeert. De barbecue was wel gezellig geweest, maar ook onwennig, ongemakkelijk misschien en zo koud, ook al zou het over twee dagen zomer zijn. Het slapen was ronduit naargeestig geweest. Ik mocht slapen op de kamer van een lid van de vereniging dat het weekend naar huis was. Hij was van Urk. In zijn kamer stond niets meer dan een aftandse tafel met stoel en bed. Het had me onrustig gemaakt.
De dag erna was ik met Jan half Tilburg doorgefietst. Op de advertentie voor een kamer die Jan had geplaatst waren alleen reacties gekomen van mensen met nog een slaapkamer over. Ik zou kostganger worden. Daar was ik eigenlijk niet op voorbereid, maar volgens Jan was het normaal, eerst maar zo beginnen en dan in de loop van de tijd verder kijken. Bij de eerste bezichtiging ging het al mis, een bijna lege woonkamer vol terraria met slangen en hagedissen, koude beesten in een koud huis. De laatste was het beste, maar toch, bij mensen in huis. Tijdens het fietsen van de ene naar de andere slaapkamer was Tilburg me niet bevallen, groot en onpersoonlijk, ontoegankelijk. Onherkenbare huizen, vreemde straten. Ook nu voelde ik me ongemakkelijk, het was alsof de stad me buiten sloot. Ik zou komend seizoen flink moeite moeten doen om me de stad eigen te maken.
De kamers waren snel bekeken en ik zou worden gewogen door de eigenaren. Ik ging het wel horen. Jan zette me af in het centrum en na de winkelstraat op en neer gelopen te hebben was ik nog snel een tweedehands boekwinkel binnengegaan. Ik was nog steeds onrustig, zelfs gejaagd. Boeken zijn gelukkige bakens, altijd en overal. Voor tien gulden had ik in vertaling van Godfried Bomans de twee delen van De nagelaten papieren der Pickwick-Club van Charles Dickens gekocht. Ik ben meer een liefhebber van Bomans dan van Dickens, maar Oliver Twist heb ik dit jaar voor het mondeling Engels gelezen, dus wie weet. Daarna gauw naar de trein. Terug. Op naar weekje vakantie in Zeist en daarna de Amersfoortse tweedaagse.
De koorrepetitie is niet anders dan anders. Sommigen zijn wellicht verrast dat ik er ben, maar tijdens de repetitie merk je daar niks van. Omdat Jitty ziek is, begeleidt David, de koororganist, ons vanavond ook op de piano. Vanwege de zomervakantie zingen we alleen liederen de we goed kennen, Van Abba Vader, de Apostolische geloofsbelijdenis tot psalm 63 van Huub Oosterhuis. Niks moeilijks. Psalm 63 vind ik mooi om te zingen, het ritme dendert maar door als een trein, geen couplet en refrein, een lange litanie, het stopt pas als het klaar is. Het is een beetje bonte avond, de sfeer is ondanks het besef van mijn aanwezigheid een beetje uitgelaten. We zijn nog even onder elkaar, samen, voordat iedereen met vakantie gaat. Hoewel ik Jitty mis, is het fijn om er te zijn. Ik word na twee weken zwaarte door de uitbundigheid aangeraakt en er een beetje door opgetild.
De terugreis was van een leien dakje gegaan en had me rustiger gemaakt. Ik had lekker muziek geluisterd op mijn walkman, een goedkope van de Kwantum, maar hij doet het prima, ook al moet je een beetje oppassen. Het cassettebandje blijft gedeeltelijk buiten het apparaat en kan daardoor niet heel goed tegen schokken. Door Jitty luister ik naar andere muziek. Ze heeft voor mij een lp van Rian de Waal op een bandje opgenomen, pianomuziek. We zijn thuis wel van klassieke muziek, maar niet van de piano. Mama vindt dat te enkel.
Het is een heerlijke lp, La Campanella van Franz Liszt is mijn favoriet, daar is niks enkels aan. Wat een stuk is dat, ik kan er maar geen genoeg van krijgen. De piano laat je hoofd tuimelen en dartelen, de klanken gaan omhoog en naar beneden alsof je een grote scheur hebt in je knikkerzak en alle knikkers vallen in een keer op de grond vallen en je ziet tegelijkertijd alle verschillende kleuren in detail en in één kluwen van kleuren. De muziek klinkert, klatert en klettert in je hoofd. Knettersuiker voor de hersens. Ik heb altijd de mensen die bandjes steeds, als een kleuter, naar dat ene mooie nummer terug- of vooruit spoelen sneu gevonden, hoe bijzonder kan een nummer nou zijn, maar nu moet ik me inhouden om niet keer op keer terug te spoelen.
In de pauze is iedereen aardig en lief voor me, zoals dat gaat; ze zorgen voor me maar laten me ook. We kennen elkaar allemaal al zo lang, de meesten hebben ook les van papa gehad. Ik maak een praatje met David. Ik zat bij hem in de klas en had Duits met hem ook al deed hij gymnasium. Hij gaat ook in Kampen studeren. Wie weet ga ik hem daar ook weer tegenkomen, maar hij gaat daar op kamers en ik zal ik eerst op en neer reizen. Ik zal de eerste twee jaar maar twee dagen in de week les hebben en ik kan zo bij mama zijn, het is allemaal niet meer dan logisch. David zou volgens mij ook naar het conservatorium kunnen, hij speelt fantastisch orgel. Ik houd van orgelmuziek. We praten over het stuk dat hij op dit moment instudeert, de Passacaglia van Bach. Ik houd van Bach. Trots kijkt hij vanaf een grote poster in mijn kamer op mij neer, elke dag en elke nacht. Ik zeg tegen David dat ik het stuk graag zou willen horen, je hoort bijna altijd de Toccata en Fuga. Jan, die ook orgel speelt, heeft die heel lang ingestudeerd, maar dit stuk vind ik mooier, donkerder. Hij belooft me dat hij het stuk na de repetitie zal spelen.
Na een busreis was ik aan het eind van de middag in Zeist gearriveerd. Ik had zin om bij Janneke te zijn. Toen ik veertien, vijftien was, hadden we niet zo goed met elkaar kunnen opschieten, maar daar waren we overheen gegroeid en nu is er de vanzelfsprekendheid van zus en broer zijn, ook al schelen we bijna veertien jaar. Ik zou een week bij haar blijven, om op vrijdag en zaterdag de Amersfoortse Tweedaagse te gaan lopen, met hetzelfde groepje waarmee we de vorige jaren ook hadden gelopen. Vrienden van Janneke, dus allemaal veel ouder dan ik, maar als jongste van zes ben ik niet anders gewend. Oud geboren.
Toen ik de trap naar haar appartement op liep, hoorde ik haar al naar de deur lopen. Ze zat op me te wachten! Nadat ze deur open had gedaan stond de wereld opeens stil.
Papa was zomaar overleden, in de auto, terwijl ze een tochtje aan het rijden waren. Raar, papa zat niet achter het stuur, Rink reed en mama zat achterin. Iedereen vond dat achteraf leiding, ik vond er niets van; het was zoals het was. Janneke had nog geprobeerd contact met mij te krijgen door op Utrecht Centraal te laten omroepen dat ik haar moest bellen, maar daar had ik niks van gehoord. Dat vond iedereen achteraf ook leiding en ook daar vond ik niks van.
In de loop van de avond kwamen mama en Rink ons ophalen, daarna gingen we langs Ermelo, dan kon Henk ook mee. We gingen met z’n vijven terug naar huis, in de auto waarin papa ’s middags was overleden. Thuis wachtte Zwanny op ons. Leeuwarden bleek nu het dichtste bij.
Nu was de dood dus heel dichtbij gekomen. Ik had er al vaak over gefantaseerd hoe het zou zijn, hoeveel medelijden de mensen met mij zouden hebben, hoe bijzonder ik daardoor zou zijn. Het bleek heel anders te zijn, maar ook zoals gedacht. Toen we thuiskwamen hadden de buren al een pan soep gemaakt en op zondag liepen de familieleden af en aan. Iedereen was zo lief voor mama en voor ons. Iedereen was onder de indruk en geschokt.
Ik wilde papa niet meer zien. Ik had oom Kor, zijn broer, die een aantal jaren eerder ook plotseling was overleden gezien en dat was afschuwelijk geweest. Het was in een zaaltje in de kerk geweest. Het licht in het zaal was gedempt. Rink van oom Kor zat aan het hoofdeinde van de kist en torende er tegelijk hoog boven uit, een zwijgend verlengstuk van de dood. Er kwam een straaltje vocht uit oom Kors mond.
Tot aan de begrafenis bleef de wereld stilstaan ook al verliepen de dagen als in een stroomversnelling. Omdat het elke dag alleen maar over papa ging, was er veel tijd over om te vullen. In het licht van zijn sterven werd elke handeling betekenisvol, ook als ze alleen maar bedoeld was om de dag door te komen, om iets om handen te hebben. Uren brieven en kaarten lezen, van familie, vrienden, kennissen en van vreemden. Ik maakte meerdere top tien lijsten. Van mooie zinnen, van prachtige en lelijke handschriften, van afzichtelijke voorkanten van kaarten, van onverwachte zenders, maar ook van kaarten en brieven die onverwacht niet gezonden werden. Ik was heel intens en oppervlakkig tegelijkertijd, huilde voor het eerst sinds Atsjes bruiloft weer. Meer van de schrik dan van verdriet. De dood vergroot.
Anko en Gea kwamen langs. Ik voelde me fijn bij hen. Anko’s verdriet is groter dan dat van mij ooit worden kan. Twee broers van hem zijn al enige tijd geleden overleden, Jan toen we in de vijfde zaten en Oebele in de eerste van de MAVO. Met Oebele was hij nog naar Zwitserland geweest, voor een beenmergtransplantatie, maar helemaal voor niks.
Ook Jan was langsgekomen. Hij was uit Tilburg gekomen, we hadden hem gevraagd om orgel te spelen tijdens de begrafenisdienst en natuurlijk had hij ja gezegd. Langzaam dreven we naar de begrafenis toe.
De begrafenis was een van de grootste gebeurtenissen die ik tot nu toe had meegemaakt. Ik had van de begrafenissen van Jan en Oebele gehoord, hoe groot die waren geweest. Die van papa was zeker zo groot. Ik had de voorkant van de liturgie voor de begrafenisdienst gekalligrafeerd. Mensen waren daarvan geschrokken, dachten blijkbaar dat papa de enige was die kon kalligraferen zelfs na zijn dood. Jan had mooi gespeeld en de dienst en de begrafenis waren maar zo voorbij gegaan. Ik was de hele tijd helder en alert, had aandacht voor iedereen.
Na de begrafenis was het klaar, alsof papa was opgeruimd. Opeens was het leven er weer, maar dan zonder hem en dat paste ook. Iedereen was weer naar huis. Het ging zomeren en Jitty kwam eens een dagje bij ons in de tuin liggen. Rink kocht een nieuwe audio-installatie en de stofzuiger ging kapot. De dagelijkse dingen kregen snel de overhand.
De repetitie is voorbij, iedereen is een goede vakantie gewenst. Er is nog drinken en chips. David is weer achter het orgel gaan zitten en is begonnen met de Passacaglia. Ik zit aan de andere kant van de kerk, alleen, onder de kreake, de galerij waar Anko’s familie altijd zit. David speelt prachtig, de kerk wordt een klankengewelf. Ik geniet en dwaal af.
Zonder slag of stoot heb ik de studie in Tilburg vaarwel gezegd, nog op de avond van papa’s overlijden. Ik wist meteen, ik ga in Kampen de vooropleiding van de Theologische Hogeschool doen, dat zou papa fijn gevonden hebben. Maar waarom zo snel besloten? Was ik van Tilburg van slag geweest? Was het een voorbode geweest? Misschien. Het hele weekeinde had als tasten in het duister gevoeld het, als het kale slapen in de kamer van die jongen uit Urk, een kloostercel met afgekloven tafel en bed. Ik had in ieder geval geen houvast gevonden, niet in de Urker kooi, niet in de overgeschoten slaapkamers, niet in de stad. Onvoorbereid op de mogelijkheid dat studeren en wonen in Tilburg niet in een keer leuk zou zijn was misschien lichte angst mijn hart binnen gesijpeld. Ik leefde tot nu toe mijn leven zonder veel gepsychoanalyseer en had zonder na te denken of me goed te informeren had ik voor de studie taal- en literatuurwetenschap gekozen en die keuze leidde me naar de universiteit van Tilburg, dat was dat. De verkering met Jitty of de afstand tot Drachten had daar weinig gaan kunnen veranderen. En nu was die hele toekomst alweer voorbij, papa’s overlijden had een al te makkelijke uitweg geboden voor een probleem dat nog niet eens was ontstaan.
David is bijna klaar, nog even en dan zullen de klanken langzaam wegsterven en zal de stilte nog stiller zijn. Het jaar is klaar, de zomer kan nu echt beginnen, de eerste zonder school en zonder papa. Het zal wel gaan.
Ik bedenk dat ik vanavond alleen blijf en niet meefiets met de groep uit Oost, ik ga nog even een eindje om, het is te mooi.
Reactie schrijven
Margriet Davis (zondag, 20 juni 2021 17:45)
Prachtig geschreven en heel creatief.
Agnes Hendrikse (zondag, 20 juni 2021)
Wat een prachtig mooi geschreven verhaal. Ook je tekeningetjes maken het heel artistiek.
Je bent toch een man van vele talenten, Kees!
flora de vrijer (zondag, 20 juni 2021 21:29)
Wat mooi Kees
Pieter Weerstand (donderdag, 17 maart 2022 13:22)
Bijzonder verhaal Kees. Herinneringen komen weer boven.
Kees (vrijdag, 18 maart 2022 06:50)
Hé Pieter, wat aardig van je om te reageren. En wat leuk om je op deze manier weer te ontmoeten. Vroeger wordt steeds belangrijker hè. Groet, Kees